Voor vertrek sta ik in de gang besluiteloos naar mijn nieuwe, regenbestendige, turquoise jas te kijken. Koud wordt het tijdens de columnwandeling van vanochtend zeker niet, maar de lucht is grijs en er zou een bui kunnen vallen. En ach, het jasje staat zo leuk en aangezien je nooit weet wie je tegenkomt, besluit ik het toch maar aan te doen. Schoenen, dan. Kies ik voor de stevige wandelschoenen of voor de veel flatteuzere instappers? Je weet nooit wie … dus kies ik vandaag voor flatteus.
Bij aankomst in Ede is het droog, maar wel frisser dan ik had gedacht. Nadat ik de vier deelnemers begroet heb, gaan we op weg. Zij allemaal met jas, ik dus ook. Het mag dan nu niet regenen, in het bos is alles kleddernat. We proberen de modderpoelen op de paden zo goed mogelijk te ontwijken, maar moeten daarbij door gras dat zwaar is van de regen. De instappers aan mijn voeten zijn binnen vijf minuten doorweekt. Inwendig mopper ik op mezelf: ik met mijn eeuwige ijdelheid. Waarom heb ik nu die wandelschoenen niet aangedaan, terwijl ze bij uitstek geschikt zijn voor omstandigheden als deze? Slippend in mijn schoenen (het geluid dat ik daarbij voortbreng is te gênant voor woorden) zoek ik mijn weg door het bos. Ik heb het zo druk met niet uitglijden en mijn schoenen aan mijn voeten houden, dat ik niet merk hoe warm ik het ondertussen heb gekregen.
De wandeling duurt een half uur langer dan gepland: we verdwalen een beetje, staan af en toe stil voor een foto of om een hol (van een das of een vos?) te bekijken. We hebben het bos zo goed als voor onszelf. Op enkele fietsers na komen we niemand tegen. Pas wanneer ik in restaurant Planken Wambuis mijn jas heb opgehangen, naar de wc ben geweest en in de spiegel mijn bezwete gezicht zie, besef ik hoe dom het was om mijn jas aan te houden. Ik zie er niet uit alsof ik een verfrissende wandeling gemaakt heb, maar alsof ik zo uit een stoomcabine gestapt ben. Ik dep mijn gezicht droog met een papieren handdoekje en loop nog steeds slippend in mijn schoenen naar de tafel waar de andere dames al hebben plaatsgenomen. Een paar genoeglijke schrijfuren (met veel koffie, water, gesprekken en gelach) later vis ik mijn jas van de kapstok. De buitenkant is helemaal droog, maar de voering voelt klam aan en ruikt onfris. Mijn schoenen zijn aardig opgedroogd, maar zitten vol modder. Ook aan de binnenkant.
Thuis hang ik mijn jasje te luchten, was ik mijn voeten en maak ik mijn schoenen schoon. Ik beloof mezelf plechtig voor de volgende (column)wandeling minder ijdel te zijn. De volgende keer trek ik in elk geval mijn onflatteuze maar waterdichte wandelschoenen aan en misschien koop ik ook wel zo’n lelijke maar ademende regenjas. Hoewel … je weet natuurlijk nooit wie je tegenkomt.
PS Op 13 september organiseer ik weer een columnwandeling!
Het levert je in elk geval een leuk verhaal op… 😉
En nog veel meer dan dat, Carla. Columnwandelingen zijn de kersen op de taart!
Geweldig! En zo herkenbaar 🙂