Een dialoog kan een verhaal levendiger en prettiger leesbaar maken, maar kan ook verwarrend werken als niet meteen duidelijk is wie wat zegt. Hoe voorkom je die onduidelijkheid? En hoe verwoordt je een gesprek zodanig dat het veel meer wordt dan een saaie een uitwisseling van korte vragen en antwoorden? In dit artikel geef ik je tips die je helpen betere dialogen te schrijven.
Niet zo abrupt
In het voorbeeld hierboven is onduidelijk wie vraagt: ‘Wat is er?’ Waar komt die persoon vandaan of was hij of zij al in hetzelfde vertrek als Ellen? Begin niet zo abrupt met een dialoog, maar werk ernaartoe, zoals in het volgende voorbeeld.
Zegt hij, zegt zij
In het eerste voorbeeld is ook niet helemaal duidelijk wie wat zegt. Vragen en antwoorden volgen elkaar op en dat is alles. Dan maar elk zinnetje laten volgen door ‘zegt hij’ of iets dergelijks? Dan zou het er zo uitzien:
Dat leest niet lekker, toch? Niet doen dus. Er zijn genoeg manieren om duidelijk te maken wie wat zegt zonder dat je elke vraag en elk antwoord moet laten volgen door ‘zegt hij’ of ‘zegt zij’.
Wat gebeurt er?
In het eerste voorbeeld gebeurt er verder niets. En dat maakt het tot een nietszeggend gesprek. Ben jij in gesprek met iemand, dan is er van alles aan de hand: je gesprekspartner neemt een slok van zijn koffie, buiten fluit een vogel, je linkervoet slaapt. Gebruik dat soort elementen ook in je dialogen. Onder aan deze pagina zie je een voorbeeld daarvan.
ELDA-regel en inspringen
Hanteer bij het schrijven van dialogen de ELDA-regel (Eerst Leesteken Dan Aanhalingsteken). Laat bovendien de eerste regel inspringen als iemand anders aan het woord komt.
Laatste voorbeeld
Tot slot vind je hierna een voorbeeld van een dialoog waarin ik de ELDA-regel heb toegepast, gebruikgemaakt heb van tabs, ‘zegt hij/zij’ vermeden heb en waarin het een en ander gebeurt.
Okè ik zal er op letten in het vervolg. 😉
Valt bij jou meestal weinig op aan te merken ?